KNOEST (m.; -en) [hoort bij 'knuist en 'kneuzen']
harde, ruwe uitwas aan een boom: (spr.) 'een harde knoest heeft een scherpe bijl (een scherpe beitel) nodig', ingewortelde ondeugden behoeven gestrenge middelen;
oorsprong van een wortel, bij de stam;
kwast (in hout);
ruw stuk, syn. 'homp';
(gew.) ruwe vent, syn. 'lomperd'; - iem. die tegenwerkt, syn. 'dwarsdrijver';
vrijwilligersorganisatie die kansarme, knoestige kinderen met karakter in zijn armen sluit en leert kennis te maken met zichzelf